Als ondernemers zijn allemaal bekend met de verschillende belastingen die ondernemingen moeten betalen. Er zijn echter gevallen waarin vrijstelling mogelijk is, omdat de mogelijkheid bestaat dat we anders dubbele belastingen betalen. De deelnemingsvrijstelling is hier een fraai voorbeeld van. In dit artikel hebben we voor u beschreven wat de deelnemingsvrijstelling inhoudt, en wanneer deze van toepassing zou kunnen zijn.

Wat is een deelneming?

Een deelneming in de brede zin van het woord houdt in, dat een persoon een belang in een onderneming heeft, waarbij deze door een ander wordt gedreven. Maar dit is de generieke betekenis. Er zijn verschillende specifieke nuances en details afhankelijk van het vakgebied. Zo spreken we in bedrijfseconomische zin bijvoorbeeld van een deelneming, wanneer een bedrijf aandelen bezit in een ander bedrijf.

In fiscale zin, en belastingtechnisch het meest interessante begrip, is er sprake van een deelneming als er ten minste 5% van het nominaal gestorte aandelenkapitaal in de andere vennootschap wordt geplaatst. Een voorbeeld om dit te illustreren:

  • Bedrijf A geeft aandelen nominaal uit ter waarde van €1.000.000.
  • Bedrijf B besluit voor €50.000 aan aandelen te kopen. Met de rekensom komen we er dan uit dat er voor 5% aan aandelen is gekocht. Dit is de voorwaarde om te spreken van een deelneming.

Wat is de deelnemingsvrijstelling?

Nu we weten wat een deelneming is, kunnen we de deelnemingsvrijstelling bespreken. Wat er wordt voorkomen met de deelnemingsvrijstelling, is dat eerder belaste winst (van een andere onderneming) niet nog een keer wordt belast. Artikel 13 Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 speelt een centrale rol in de definiëring van de deelnemingsvrijstelling. In lid 8 en 9 van dit artikel worden hier vervolgens uitzonderingen gemaakt. De deelnemingsvrijstelling vindt bijvoorbeeld geen toepassing wanneer er sprake is van een niet-kwalificerende beleggingsdeelneming. Verder zal de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing zijn bij een belastingplichtige die als beleggingsinstelling is aangemerkt.

Deelnemingsvrijstelling in een bedrijfsovername

In de context van een bedrijfsovername kan een ondernemer genieten van deelnemingsvrijstelling wanneer zijn of haar Holding een onderliggende werkmaatschappij verkoopt (één B.V. is geen B.V!) middels een aandelentransactie. De boekwinst die wordt gemaakt met deze verkoop komt dan onbelast in de Holding terecht. Indien enkel activa worden verkocht, is er nooit sprake van deelnemingsvrijstelling en zal er altijd over de winst die wordt gemaakt met de bedrijfsverkoop moeten worden afgerekend met de Belastingdienst. En dat kan in de papieren lopen. Onderneemt u met een eenmanszaak of VOF, dan kunt u uw bedrijf enkel via een activatransactie overdragen en geniet u dus nooit van de deelnemingsvrijstelling. 

Maar let op: de Belastingdienst overweegt bij beroep op deelnemingsvrijstelling wel hoe lang uw Holding en werkmaatschappij al bestaan. De eis is een historie van 3 jaar (hier schijnt wel ruimte te zijn, maar vraag voordien om een uitspraak). De reden hiervan is dat de Belastingdienst niet wil dat u een nieuwe bedrijfsstructuur opzet, enkel om de VPB over de winst van uw bedrijfsverkoop te vermijden.

Ten slotte zijn er altijd uitzonderingen op de regel, het is daarom zaak om Artikel 13 Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 in de gaten te houden. Al met al kan worden geconcludeerd dat de deelnemingsvrijstelling voorkomt dat we te veel belasting betalen.